De beleving
en drive van
(top)sport…
Leo van Vliet veertig jaar na zijn winst in klassieker Gent-Wevelgem nog altijd ‘happy’ in de wielersport als koersdirecteur van Amstel Gold Race
“Ik rijd nog iedere keer met veel plezier naar Limburg”
Dit sportjaar precies veertig jaar geleden wint Leo van Vliet de wielerklassieker Gent-Wevelgem. Met de tranen over de wangen passeert hij als eerste de streep. Diezelfde Leo van Vliet kennen we inmiddels ook als de koersdirecteur van Nederlands enige profklassieker, de Amstel Gold Race. En ook in die rol beleeft hij emotionele momenten, zoals in 2019 toen Mathieu van der Poel op ongekende wijze triomfeerde. Dit jaar hoopt hij op bijvoorbeeld een tweestrijd tussen Van der Poel en de Belgische vedette Wout van Aert. “Het is belangrijk voor de uitstraling van je wedstrijd dat zo’n wereldtopper wint.”
Ik spreek Leo van Vliet op zijn prachtige woonboot in Amsterdam. Hij is net terug van een trainingstochtje op de racefiets. Inmiddels 67, maar nog altijd gedreven. “Ik heb de 30 gemiddeld net gehaald. Heel mooi, want dat lukt niet altijd meer”, vertelt hij op een toon die duidelijk verraadt dat ‘het verval in de loop der jaren’ door hem nog altijd niet helemaal als menselijk en normaal wordt beschouwd, én geaccepteerd. Prestatiedrang is Leo van Vliet tot op de dag van vandaag niet vreemd.
Vluchtpoging lijkt tot mislukken gedoemd
Die drive heeft Leo van Vliet in zijn leven veel moois gebracht. Zoals op die zesde april in 1983. Het is een zonnige woensdagmiddag en Leo van Vliet is ontsnapt uit de kopgroep in Gent-Wevelgem. Hij is een van de trouwe knechten in de TI Raleigh-sterrenformatie van Peter Post, met onder meer Jan Raas als kopman. De vluchtpoging lijkt tot mislukken gedoemd. Er zijn nog zo’n twintig kilometer af te leggen over brede wegen. Meer dan dertig seconden voorsprong krijgt Leo van Vliet nooit te pakken.
Zelden huilde een sportman mooier
Wanneer de eerste huizen van Wevelgem opdoemen, stuitert zijn hele lichaam op en neer op de fiets. Hij knokt, hij vecht. Hij kijkt achterom. De voorsprong slinkt. Maar met nog een kilometer te gaan beseft Leo van Vliet dat hij deze dag een grote klassieke wedstrijd op zijn naam schrijft. De onderlip van zijn opengesperde mond begint te trillen. Een traan loopt over zijn wang. De onverwachte zege van de trouwe knecht van Jan Raas zorgt voor een emotionele geluksuitbarsting. In een Belgische krant staat de volgende dag: zelden huilde een sportman mooier dan Leo van Vliet in de laatste kilometer van Gent-Wevelgem.
“Ik zat natuurlijk in dienst van Jan Raas in de kopgroep. Hij gaf me op een bepaald moment de opdracht om als eerste in de aanval te gaan. Normaal gesproken word je dan weer teruggepakt, zelden is de eerste aanvaller succesvol. Maar mij hebben ze niet meer teruggezien. Ja, bij de finish, na 18 kilometer volle bak doortrappen. Gent-Wevelgem winnen is fantastisch, mooier dan in 1979 de rit in de Tour de France. Ik had toen al in diverse meerdaagse wedstrijden een etappe gewonnen. In Parijs-Nice. En ook in de Dauphiné. Als je in die wedstrijden een rit kunt winnen, dan kun je dat ook in de Tour. Maar een klassieker winnen, da’s een ander verhaal.”
Zo’n euforie nooit meer beleefd
Een ander absoluut hoogtepunt in zijn wielercarrière is de Tour de France-winst van Joop Zoetemelk in 1980. Met onder meer Jan Raas, Henk Lubberding, Gerrie Knetemann en Johan van der Velde behoort Leo van Vliet tot het team waarmee Zoetemelk Nederland op zijn kop zet. “Dat is toch heel anders dan nu Jumbo-Visma met Jonas Vingegaard. Steven Kruijswijk was de enige Nederlander in die ploeg. TI Raleigh was echt een Nederlands team. Het succes van Joop, maar ook alle etappezeges, maakte toen heel veel los in ons land. Zo’n euforie hebben we als Nederland sindsdien nooit meer beleefd in de wielersport. Zo populair als het wielrennen toen was, ik ben er nog altijd trots op.”
Manager en ploegleider Peter Post
De drive van de TI Raleigh-formatie destijds noemt Leo van Vliet ‘legendarisch’. “Het draaide enkel en alleen om winnen. Het maakte niet uit wie van ons als eerste over de streep kwam, als er maar eentje won”, zo blikt Leo van Vliet terug. In het boek ‘Het geheim van Raleigh’ wordt daarop uitgebreid ingegaan, met centraal de rol van Peter Post.
Post was zowel manager als ploegleider. Hij stond niet tussen maar boven zijn renners, als de absolute baas. In de beginjaren van de Raleigh-tijd vormde dat geen enkel probleem en liep iedereen in het gareel. Maar naarmate de ploeg naar volwassenheid groeide, naarmate diverse renners uitgroeiden tot de absolute wereldtop en het wielervak zelf ook aardig onder de knie kregen, trad er steeds vaker spanning op tussen Post en meerdere van zijn coureurs. Vooral Jan Raas wilde meer worden gekend in de beslissingen die werden genomen.
“Post was geen makkelijke jongen”, zo weet ook Leo van Vliet uit eigen ervaring. Maar zijn bewondering is tot op de dag van vandaag groot voor wat Post heeft betekend. “Na mijn wielerloopbaan ben ik hem ook beter gaan begrijpen. Toen ik met mijn broers het eigen bedrijf van mijn vader overnam ontdekte ik snel dat je als leidinggevende niet altijd zoete broodjes kunt bakken. Jan Raas gaf op dat vlak altijd af op Post, maar toen hij later zelf ploegleider werd was hij zelf nog erger. Je kunt gewoon niet alle renners tevreden houden. Waarover je wel kunt twisten is de manier waarop door Post en later dus ook door Raas werd gecommuniceerd. Heel direct, met weinig begrip en vaak zonder enig inlevingsvermogen. Natuurlijk, in die tijd kwam dat nog vaak voor, het was op de werkvloer allemaal nog veel hiërarchiser dan nu. Maar tegenwoordig zou zo’n aanpak helemaal niet meer kunnen.”
Een maand met Joop Zoetemelk in de bergen
Peter Post toonde in eerste instantie overigens geen interesse voor de kwaliteiten van Leo van Vliet, die in de wielerwereld door zo goed als iedereen hoog werden geprezen. Zeker na zijn winst in 1976 van Olympia’s Tour. “Mijn ploegleider van toen, Herman Krot, had een haat-liefde-verhouding met Post. In 1977 was het haat, en dat stond een plek in de ploeg van Post in de weg. Herman bracht me toen wel onder bij de Franse profploeg Miko-Mercier, waar Joop Zoetemelk de grote man was. Joop nodigde me in aanloop naar mijn eerste profjaar in 1978 uit om een maand in de winter bij hem in de Franse bergen te komen trainen. We hebben veel gelanglaufd, het was een soort van hoogtestage. En dat maakte dat ik meteen goed was aan het begin van het wielerseizoen. Sterker, ik won mijn eerste wedstrijd bij de profs. En ook in de maanden die volgden liet ik me goed zien. Toen krabde Post zich achter de oren: die Van Vliet moet ik er toch bijhebben. Een jaar later was dat een feit.”
Meer gemotiveerd dan Nederlandse renners
Zo lovend als Leo van Vliet is over de drive van de Raleigh-renners in de jaren zeventig en tachtig, zo kritisch is hij over de gedrevenheid van de Nederlandse renners waarmee hij als bondscoach te maken heeft in de jaren 2009 – 2013. Met name tijdens de wereldkampioenschappen in 2011 en 2012 raakte Leo van Vliet gefrustreerd van de prestaties van de Oranje-profs. “Ik heb zeker geen spijt van mijn bondscoahschap. Op zich was het een mooie ervaring en een mooie periode, waarin ik me met tweehonderd procent heb ingezet. Maar ik kon me niet altijd vinden in de instelling en motivatie van sommige renners. Daarmee was ik niet helemaal happy. Ik had met regelmaat het gevoel dat ik meer gemotiveerd was dan zij. Zelfs tijdens het WK in die tijd in eigen land, in Valkenburg. Daar kon ik maar moeilijk mee omgaan in mijn rol als bondscoach.”
Kippevel op de Cauberg
In de rol van wedstrijdleider/organisator van de Amstel Gold Race voelt Leo van Vliet zich daarentegen helemaal in zijn element. Dit sportjaar staat hij voor de 28ste keer aan het hoofd van de enige grote wielerklassieker voor profs die ons land rijk is. De Limburgse heuvels zijn beroemd én berucht in het wielerpeloton. Ze staan jaarlijks garant voor een prachtige strijd tussen ’s werelds beste renners. Meest in het oog springt de Cauberg, ook bij Leo van Vliet. “Elke heuvel heeft een verhaal, maar de Cauberg geeft me toch wel het meest speciale gevoel. Echt uniek. Zoveel mensen aan de kant, die beleving, midden in het toeristische stadje. Dat is gewoon geweldig en bezorgt je kippevel. De Keutenberg deed dat vroeger ook. Maar omdat daar geen publiek meer mogelijk is, is het nu toch net even anders. Als renner herinner ik me nog de beklimmingen toen er ook nog massa’s mensen stonden. Dan kreeg je op de Keutenberg net zo’n gevoel als op de Cauberg.”
Een zondagskind
Tot de winnaars van de voorbije jaren behoren Mathieu van der Poel en Wout van Aert, twee absolute wereldvedetten. “Het is belangrijk voor de uitstraling van je wedstrijd dat zo’n wereldtopper wint. Daar ben ik heel blij mee”, aldus Leo van Vliet, die geen harde uitspraken doet over hoelang hij nog doorgaat als koersdirecteur van de Amstel Gold Race. “Wellicht dat ik er na mijn dertigste editie een punt achter ga zetten”, denkt ie hardop. Dat zou dan in 2025 zijn. Maar meteen voegt hij toe: “Ik rijd nog iedere keer met veel plezier naar Limburg. Het is prachtig om te doen. Het maakt me happy. Ik mag me gelukkig prijzen dat ik mijn hele leven mijn beroep heb kunnen maken van iets wat mijn hobby is: fietsen. Zelf profrenner, bondscoach, organiseren van wieleractiviteiten op Curacao, en dus inmiddels bijna dertig jaar koersdirecteur van de Amstel Gold Race. Voeg daaraan toe dat het privé allemaal lekker loopt, dat ik hier in Amsterdam heerlijk woon, en het is niet raar dat ik me zo nu en dan een zondagskind noem.”